Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 107

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30] [31] [32] [33] [34] [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] [42] [43] [44] [45] [46] [47] [48] [49] [50] [51] [52] [53] [54] [55] [56] [57] [58] [59] [60] [61] [62] [63] [64] [65] [66] [67] [68] [69] [70] [71] [72] [73] [74] [75] [76] [77] [78] [79] [80] [81] [82] [83] [84] [85] [86] [87] [88] [89] [90] [91] [92] [93] [94] [95] [96] [97] [98] [99] [100] [101] [102] [103] [104] [105] [106] [107] [108] [109] [110] [111] [112] [113] [114] [115] [116] [117] [118] [119] [120] [121] [122] [123] [124] [125] [126] [127] [128] [129] [130] [131] [132] [133] [134] [135] [136] [137] [138] [139] [140] [141] [142] [143] [144] [145] [146] [147] [148] [149] [150]

107:1 Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

107:2 Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.

107:3 En Hij die uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.

107:4 Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden;

107:5 Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt.

107:6 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten;

107:7 En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning.

107:8 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;

107:9 Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld;

107:10 Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer;

107:11 Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden.

107:12 Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper.

107:13 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.

107:14 Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden.

107:15 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;

107:16 Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen.

107:17 De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;

107:18 Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen.

107:19 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.

107:20 Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen.

107:21 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.

107:22 En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen.

107:23 Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren;

107:24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte.

107:25 Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft.

107:26 Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst.

107:27 Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden.

107:28 Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten.

107:29 Hij doet den storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen.

107:30 Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft.

107:31 Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;

107:32 En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen.

107:33 Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land.

107:34 Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen.

107:35 Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten.

107:36 En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;

107:37 En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.

107:38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet.

107:39 Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.

107:40 Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.

107:41 Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden.

107:42 De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond.

107:43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN.

 

Created with HTMLCompiler by BibleDatabase