Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 73

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30] [31] [32] [33] [34] [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] [42] [43] [44] [45] [46] [47] [48] [49] [50] [51] [52] [53] [54] [55] [56] [57] [58] [59] [60] [61] [62] [63] [64] [65] [66] [67] [68] [69] [70] [71] [72] [73] [74] [75] [76] [77] [78] [79] [80] [81] [82] [83] [84] [85] [86] [87] [88] [89] [90] [91] [92] [93] [94] [95] [96] [97] [98] [99] [100] [101] [102] [103] [104] [105] [106] [107] [108] [109] [110] [111] [112] [113] [114] [115] [116] [117] [118] [119] [120] [121] [122] [123] [124] [125] [126] [127] [128] [129] [130] [131] [132] [133] [134] [135] [136] [137] [138] [139] [140] [141] [142] [143] [144] [145] [146] [147] [148] [149] [150]

73:1 Een psalm van Asaf. Immers is God Israel goed, dengenen, die rein van harte zijn.

73:2 Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken; mijn treden waren bijkans uitgeschoten.

73:3 Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede.

73:4 Want er zijn geen banden tot hun dood toe, en hun kracht is fris.

73:5 Zij zijn niet in de moeite als andere mensen, en worden met andere mensen niet geplaagd.

73:6 Daarom omringt hen de hovaardij als een keten; het geweld bedekt hen als een gewaad.

73:7 Hun ogen puilen uit van vet; zij gaan de inbeeldingen des harten te boven.

73:8 Zij mergelen de lieden uit, en spreken boselijk van verdrukking; zij spreken uit de hoogte.

73:9 Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op de aarde.

73:10 Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun wateren eens vollen bekers worden uitgedrukt,

73:11 Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?

73:12 Ziet, dezen zijn goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen het vermogen.

73:13 Immers heb ik te vergeefs mijn hart gezuiverd, en mijn handen in onschuld gewassen.

73:14 Dewijl ik den gansen dag geplaagd ben, en mijn straffing is er alle morgens.

73:15 Indien ik zou zeggen: Ik zal ook alzo spreken; ziet, zo zou ik trouweloos zijn aan het geslacht Uwer kinderen.

73:16 Nochtans heb ik gedacht om dit te mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen;

73:17 Totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde merkte.

73:18 Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen.

73:19 Hoe worden zij als in een ogenblik tot verwoesting, nemen een einde, worden te niet van verschrikkingen!

73:20 Als een droom na het ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere, dan zult Gij hun beeld verachten.

73:21 Als mijn hart opgezwollen was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd,

73:22 Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U.

73:23 Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat;

73:24 Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.

73:25 Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!

73:26 Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.

73:27 Want ziet, die verre van U zijn, zullen vergaan; Gij roeit uit, al wie van U afhoereert;

73:28 Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen.

 

Created with HTMLCompiler by BibleDatabase