Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 89

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30] [31] [32] [33] [34] [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] [42] [43] [44] [45] [46] [47] [48] [49] [50] [51] [52] [53] [54] [55] [56] [57] [58] [59] [60] [61] [62] [63] [64] [65] [66] [67] [68] [69] [70] [71] [72] [73] [74] [75] [76] [77] [78] [79] [80] [81] [82] [83] [84] [85] [86] [87] [88] [89] [90] [91] [92] [93] [94] [95] [96] [97] [98] [99] [100] [101] [102] [103] [104] [105] [106] [107] [108] [109] [110] [111] [112] [113] [114] [115] [116] [117] [118] [119] [120] [121] [122] [123] [124] [125] [126] [127] [128] [129] [130] [131] [132] [133] [134] [135] [136] [137] [138] [139] [140] [141] [142] [143] [144] [145] [146] [147] [148] [149] [150]

89:1 Een onderwijzing van Ethan, den Ezrahiet. (89:2) Ik zal de goedertierenheid des HEEREN eeuwiglijk zingen; ik zal Uw waarheid met mijn mond bekend maken, van geslacht tot geslacht.

89:2 (89:3) Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden; in de hemelen zelve hebt Gij Uw waarheid bevestigd, zeggende:

89:3 (89:4) Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen:

89:4 (89:5) Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela.

89:5 (89:6) Dies loven de hemelen Uw wonderen, o HEERE! ook is Uw getrouwheid in de gemeente der heiligen.

89:6 (89:7) Want wie mag in den hemel tegen den HEERE geschat worden? Wie is den HEERE gelijk, onder de kinderen der sterken?

89:7 (89:8) God is grotelijks geducht in den raad der heiligen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn.

89:8 (89:9) O HEERE, God der heirscharen! wie is als Gij, grootmachtig, o HEERE! en Uw getrouwheid is rondom U.

89:9 (89:10) Gij heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt Gij ze.

89:10 (89:11) Gij hebt Rahab verbrijzeld als een verslagene; Gij hebt Uw vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte.

89:11 (89:12) De hemel is Uwe, ook is de aarde Uwe; de wereld en haar volheid, die hebt Gij gegrond.

89:12 (89:13) Het noorden en het zuiden, die hebt Gij geschapen; Thabor en Hermon juichen in Uw Naam.

89:13 (89:14) Gij hebt een arm met macht; Uw hand is sterk, Uw rechterhand is hoog.

89:14 (89:15) Gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Uws troons; goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen.

89:15 (89:16) Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent; o HEERE! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen.

89:16 (89:17) Zij zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden.

89:17 (89:18) Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden.

89:18 (89:19) Want ons schild is van den HEERE, en onze koning is van den Heilige Israels.

89:19 (89:20) Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd.

89:20 (89:21) Ik heb David, Mijn knecht, gevonden; met Mijn heilige olie heb Ik hem gezalfd;

89:21 (89:22) Met welken Mijn hand vast blijven zal; ook zal hem Mijn arm versterken.

89:22 (89:23) De vijand zal hem niet dringen, en de zoon der ongerechtigheid zal hem niet onderdrukken.

89:23 (89:24) Maar Ik zal zijn wederpartijders verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen.

89:24 (89:25) En Mijn getrouwheid en Mijn goedertierenheid zullen met hem zijn; en zijn hoorn zal in Mijn Naam verhoogd worden.

89:25 (89:26) En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand in de rivieren.

89:26 (89:27) Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils!

89:27 (89:28) Ook zal Ik hem ten eerstgeborenen zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde.

89:28 (89:29) Ik zal hem Mijn goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond zal hem vast blijven.

89:29 (89:30) En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen.

89:30 (89:31) Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in Mijn rechten niet wandelen;

89:31 (89:32) Indien zij Mijn inzettingen ontheiligen, en Mijn geboden niet houden;

89:32 (89:33) Zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen.

89:33 (89:34) Maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen, en in Mijn getrouwheid niet feilen.

89:34 (89:35) Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen.

89:35 (89:36) Ik heb eens gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege!

89:36 (89:37) Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon.

89:37 (89:38) Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel is getrouw. Sela.

89:38 (89:39) Maar Gij hebt hem verstoten en verworpen; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde.

89:39 (89:40) Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan; Gij hebt zijn kroon ontheiligd tegen de aarde.

89:40 (89:41) Gij hebt al zijn muren doorgebroken; Gij hebt zijn vestingen nedergeworpen.

89:41 (89:42) Allen, die den weg voorbijgingen, hebben hem beroofd; zijn naburen is hij tot een smaad geweest.

89:42 (89:43) Gij hebt de rechterhand zijner wederpartijders verhoogd; Gij hebt al zijn vijanden verblijd.

89:43 (89:44) Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd.

89:44 (89:45) Gij hebt zijn schoonheid doen ophouden; en Gij hebt zijn troon ter aarde nedergestoten.

89:45 (89:46) Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort; Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela.

89:46 (89:47) Hoe lang, o HEERE! zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur?

89:47 (89:48) Gedenk van hoedanige eeuw ik ben; waarom zoudt Gij aller mensenkinderen tevergeefs geschapen hebben?

89:48 (89:49) Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Sela.

89:49 (89:50) HEERE! waar zijn Uw vorige goedertierenheden, die Gij David gezworen hebt bij Uw trouw?

89:50 (89:51) Gedenk, HEERE! aan den smaad Uwer knechten, dien ik in mijn boezem draag, van alle grote volken.

89:51 (89:52) Waarmede, o HEERE! Uw vijanden smaden, waarmede zij de voetstappen Uws gezalfden smaden.

89:52 (89:53) Geloofd zij de HEERE in eeuwigheid! Amen, ja, amen.

 

Created with HTMLCompiler by BibleDatabase