Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 34

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30] [31] [32] [33] [34] [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] [42] [43] [44] [45] [46] [47] [48] [49] [50] [51] [52] [53] [54] [55] [56] [57] [58] [59] [60] [61] [62] [63] [64] [65] [66] [67] [68] [69] [70] [71] [72] [73] [74] [75] [76] [77] [78] [79] [80] [81] [82] [83] [84] [85] [86] [87] [88] [89] [90] [91] [92] [93] [94] [95] [96] [97] [98] [99] [100] [101] [102] [103] [104] [105] [106] [107] [108] [109] [110] [111] [112] [113] [114] [115] [116] [117] [118] [119] [120] [121] [122] [123] [124] [125] [126] [127] [128] [129] [130] [131] [132] [133] [134] [135] [136] [137] [138] [139] [140] [141] [142] [143] [144] [145] [146] [147] [148] [149] [150]

34:1 Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech, die hem wegjoeg, dat hij doorging. (34:2) Aleph. Ik zal den HEERE loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn.

34:2 (34:3) Beth. Mijn ziel zal zich beroemen in den HEERE; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn.

34:3 (34:4) Gimel. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen.

34:4 (34:5) Daleth. Ik heb den HEERE gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered.

34:5 (34:6) He. Vau. Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden.

34:6 (34:7) Zain. Deze ellendige riep, en de HEERE hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden.

34:7 (34:8) Cheth. De Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit.

34:8 (34:9) Teth. Smaakt en ziet, dat de HEERE goed is; welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt.

34:9 (34:10) Jod. Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek.

34:10 (34:11) Caph. De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.

34:11 (34:12) Lamed. Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des HEEREN vreze leren.

34:12 (34:13) Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien?

34:13 (34:14) Nun. Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken.

34:14 (34:15) Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.

34:15 (34:16) Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep.

34:16 (34:17) Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.

34:17 (34:18) Tsade. Zij roepen, en de HEERE hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden.

34:18 (34:19) Koph. De HEERE is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest.

34:19 (34:20) Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen; maar uit alle die redt hem de HEERE.

34:20 (34:21) Schin. Hij bewaart al zijn beenderen; niet een van die wordt gebroken.

34:21 (34:22) Thau. De boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden.

34:22 (34:23) De HEERE verlost de ziel Zijner knechten; en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden.

 

Created with HTMLCompiler by BibleDatabase