Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Job 23

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30] [31] [32] [33] [34] [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] [42]

23:1 Maar Job antwoordde en zeide:

23:2 Ook heden is mijn klacht wederspannigheid; mijn plage is zwaar boven mijn zuchten.

23:3 Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, ik zou tot Zijn stoel komen;

23:4 Ik zou het recht voor Zijn aangezicht ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen vervullen.

23:5 Ik zou de redenen weten, die Hij mij antwoorden zou; en verstaan, wat Hij mij zeggen zou.

23:6 Zou Hij naar de grootheid Zijner macht met mij twisten? Neen; maar Hij zou acht op mij slaan.

23:7 Daar zou de oprechte met Hem pleiten; en ik zou mij in eeuwigheid van mijn Rechter vrijmaken.

23:8 Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet.

23:9 Als Hij ter linkerhand werkt, zo aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie ik Hem niet.

23:10 Doch Hij kent den weg, die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen.

23:11 Aan Zijn gang heeft mijn voet vastgehouden; Zijn weg heb ik bewaard, en ben niet afgeweken.

23:12 Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.

23:13 Maar is Hij tegen iemand, wie zal dan Hem afkeren? Wat Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen.

23:14 Want Hij zal volbrengen, dat over mij bescheiden is; en diergelijke dingen zijn er vele bij Hem.

23:15 Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; aanmerk het, en vrees voor Hem;

23:16 Want God heeft mijn hart week gemaakt, en de Almachtige heeft mij beroerd;

23:17 Omdat ik niet uitgedelgd ben voor de duisternis, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid bedekt heeft.

 

Created with HTMLCompiler by BibleDatabase