Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Job 16

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30] [31] [32] [33] [34] [35] [36] [37] [38] [39] [40] [41] [42]

16:1 Maar Job antwoordde en zeide:

16:2 Ik heb vele dergelijke dingen gehoord; gij allen zijt moeilijke vertroosters.

16:3 Zal er een einde zijn aan de winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt?

16:4 Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?

16:5 Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden.

16:6 Zo ik spreek, mijn smart wordt niet ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg?

16:7 Gewisselijk, Hij heeft mij nu vermoeid; Gij hebt mijn ganse vergadering verwoest.

16:8 Dat Gij mij rimpelachtig gemaakt hebt, is tot een getuige; en mijn magerheid staat tegen mij op, zij getuigt in mijn aangezicht.

16:9 Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij.

16:10 Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij.

16:11 God heeft mij den verkeerde overgegeven, en heeft mij afgewend in de handen der goddelozen.

16:12 Ik had rust, maar Hij heeft mij verbroken, en bij mijn nek gegrepen, en mij verpletterd; en Hij heeft mij Zich tot een doelwit opgericht.

16:13 Zijn schutters hebben mij omringd; Hij heeft mijn nieren doorspleten, en niet gespaard; Hij heeft mijn gal op de aarde uitgegoten.

16:14 Hij heeft mij gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij aangelopen als een geweldige.

16:15 Ik heb een zak over mijn huid genaaid; ik heb mijn hoorn in het stof gedaan.

16:16 Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen, en over mijn oogleden is des doods schaduw.

16:17 Daar toch geen wrevel in mijn handen is, en mijn gebed zuiver is.

16:18 O, aarde! bedek mijn bloed niet; en voor mijn geroep zij geen plaats.

16:19 Ook nu, zie, in den hemel is mijn Getuige, en mijn Getuige in de hoogten.

16:20 Mijn vrienden zijn mijn bespotters; doch mijn oog druipt tot God.

16:21 Och, mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijn vriend.

16:22 Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, en ik zal het pad henengaan, waardoor ik niet zal wederkeren.

 

Created with HTMLCompiler by BibleDatabase