18:1 Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:
18:2 Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.
18:3 Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn onrein in ulieder ogen?
18:4 O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?
18:5 Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet glinsteren.
18:6 Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden.
18:7 De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen.
18:8 Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen.
18:9 De strik zal hem bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen.
18:10 Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad.
18:11 De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.
18:12 Zijn macht zal hongerig wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde.
18:13 De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.
18:14 Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen.
18:15 Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.
18:16 Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden.
18:17 Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten.
18:18 Men zal hem stoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen.
18:19 Hij zal geen zoon, noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn.
18:20 Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden.
18:21 Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die God niet kent.
Created with HTMLCompiler by BibleDatabase